Instrumenten

De surdo is een grote basdrum die het fundament van de samba ritmes vormt. Deze drum heeft een diepe, lage klank en wordt meestal bespeeld met een zachte klopper (mallet) in één hand, terwijl de andere hand de drum dempt om variaties in klank te creëren. Er zijn vaak drie verschillende surdo's in een samba band: de primeira, segunda, en terceira, die samen een polyritmische basis leggen en de kern van het samba ritme ondersteunen.

ook wel bekend als de kleine surdo, is een kleiner formaat van de traditionele surdo drum. Hoewel hij kleiner is, speelt hij nog steeds een belangrijke rol in de ritmesectie van een samba band.

De surdinho heeft een hogere toon dan de grotere surdo's en wordt vaak gebruikt om variaties en ritmische accenten toe te voegen aan het diepe, basachtige geluid van de standaard surdo. In sommige stijlen van samba, zoals pagode, speelt de surdinho een belangrijke rol door lichtere, meer melodische percussie te bieden, vaak met snelle en swingende patronen.

De surdinho kan zowel met de handen als met stokken worden bespeeld, afhankelijk van de stijl en het gewenste geluid. Het instrument zorgt voor extra dynamiek en variatie in de ritmepartijen van de band, en biedt net dat beetje extra subtiliteit en verfijning binnen het geheel van de samba percussie.

De caixa, vergelijkbaar met een snaredrum, is een klein maar krachtig instrument dat een scherp, doordringend geluid produceert. Het is voorzien van snares aan de onderkant, die het kenmerkende ratelende geluid geven. De caixa speelt complexe ritmische patronen die bijdragen aan de syncopatie en het swingende gevoel van de samba. Het wordt meestal voor de borst gedragen en bespeeld met twee stokken.

De repinique is een middelgrote drum met een hogere toonhoogte dan de surdo, vaak bespeeld met een stok in de ene hand en de andere hand om verschillende tonen en geluiden te creëren. De repinique wordt gebruikt om te leiden en te communiceren binnen de band, vaak om ritmeveranderingen of breaks aan te geven. De speler van de repinique, vaak de leider van de bateria, brengt extra flair en dynamiek in de muziek.

De tamborim is een kleine, handgehouden drum die een scherp en helder geluid produceert. Het wordt bespeeld met een stok, vaak gemaakt van meerdere dunne stokken (een zogenaamde "baqueta"), waarmee snel en ritmisch complexe patronen kunnen worden gespeeld. Het spel op de tamborim is zeer kenmerkend voor samba, met snelle, roterende bewegingen die een energieke en opzwepende sfeer creëren.

De chocalho is een soort samba shaker of rammelaar, bestaande uit een metalen frame met meerdere rijen belletjes. Het wordt gebruikt om een ritmische basis van hoge klanken toe te voegen en helpt om het tempo te stabiliseren. De chocalho wordt meestal in één hand gehouden en geschud, waardoor het een constante, scherende geluid produceert dat door de rest van de percussie heen snijdt.

De agogô bestaat uit twee of meer metalen bellen van verschillende grootte die een helder, melodieus geluid produceren. Het instrument wordt bespeeld met een stok, waarbij de speler snelle en syncopische ritmes speelt. De agogô voegt een unieke, melodische laag toe aan de percussie en wordt vaak gebruikt voor improvisatie en solowerk binnen de samba muziek.

De cuíca is een frictiedrum die een karakteristiek piepend of blaffend geluid maakt. Dit geluid wordt geproduceerd door een stok aan de binnenkant van de drum te wrijven met een doek, terwijl de speler aan de buitenkant de spanning van het vel verandert. De cuíca voegt een unieke textuur en expressie toe aan de samba muziek, vaak imiterend de klanken van het Braziliaanse wild.

De pandeiro lijkt op een tamboerijn maar is verfijnder in zijn gebruik. Het heeft een enkele rij metalen belletjes en een vel dat wordt bespeeld met de hand. De pandeiro kan zowel ritmische als melodische klanken produceren en wordt vaak gebruikt voor subtiliteit en finesse in de samba. Het is een veelzijdig instrument dat een breed scala aan geluiden kan produceren, van scherpe slagen tot zachte tokkels.